dinsdag 2 april 2024

Bubbels: Heidegger meets Silicon Valley

Er is een opvatting van sociaal contact die ervan uit gaat dat wij mensen als vanzelf elkaar begrijpen en met elkaar communiceren. Die vanzelfsprekendheid kan een romantisch-nostalgische kleur krijgen, dat is bijvoorbeeld bij iemand als de filosoof Heidegger het geval. Heidegger spreekt over ‘verstaand’ met elkaar omgaan als een solide wijze van met elkaar communiceren die wortelt in voorgegeven verbinding van mensen met elkaar. Primair denkt hij daarbij aan traditionele dorpsgemeenschappen, aan taalgemeenschappen, of aan “Das Volk’, wat in principe ieder volk kan zijn, maar toch bij voorkeur het Duitse.

Maar de vanzelfsprekende communicatie kan ook in een eigentijdse variant bestaan, namelijk die van datatechnologie. In onze samenleving neemt die een grote vlucht, en krijgt de vorm van vastlegging van onze gegevens in digitale bestanden, en van razendsnelle maar besloten uitwisselingen in Facebook-  en Instagrambubbels. De suggestie van vanzelfsprekendheid van deze communicatie wordt gewekt door het flitsende tempo ervan, en dat tempo is weer gebaseerd op de gedachte dat iedere vorm van frictie of vertraging op de lijn moet worden uitgebannen. “Frictieloos of seamless design is daarom”,  aldus de filosoof Miriam Rasch in haar boek Frictie, “al sinds de jaren negentig het ideaal van soft- en hardware-ontwikkeling, en een van de belangrijkste dogma’s van het dataïsme”, waarbij dataïsme de ideologie is die de hele wereld in digitale data wil omzetten. Optimale communicatie, zo is de gedachte kennelijk, staat gelijk aan frictieloosheid, er mag zich geen wrijving voordoen. Communicatie is pas optimaal als die vanzelf gaat. 

Hier raakt die tweede variant aan de eerste, want het idee van frictieloze communicatie is in feite aan niets anders ontleend dan aan de nostalgisch-romantische opvatting waar Heidegger al door werd geïnspireerd. Zo bezien komen in het idee van frictieloze communicatie twee op het oog ver van elkaar verwijderde denkstromen bij elkaar: Heidegger meets Silicon Valley, elk met zijn eigen soort bubbels. En dat terwijl Heidegger resoluut afkerig was van alle moderne techniek, en het dataïsme juist inzet op steeds sneller voortschrijdende datatechnologie. Toch hoeft deze overeenkomst niet te verbazen, aldus Rasch, want de nostalgische opvatting van vanzelfsprekende communicatie van Heideggers zijns-filosofie en het dataïsme van Silicon Valley gaat in beide gevallen terug op een zeker religieus mysticisme dat diep in onze cultuur verankerd zit. “De mystieke extase is immers een ervaring van eenheid, of misschien kunnen we zeggen: van frictieloosheid.” Daarbij loopt er, volgens de journalist Adrian Daub, ook nog eens een rechtstreeks lijntje van Heidegger naar de ‘techno-euforisten’. Hij ontdekte dat Mark Weiser, uitvinder van het concept van frictieloos design, een fervent lezer van Heidegger was.

Heidegger en Silicon Valley delen een model van communicatie en verbinding met oude papieren. De kenmerken daarvan zijn: het geloof in een voorgegeven eenheid met bijbehorende vanzelfsprekende, bijna idyllische communicatie; de bedreiging daarvan door vormen van frictie; en tenslotte de noodzaak om de verloren eenheid en vanzelfsprekendheid te herwinnen door frictie zo compleet mogelijk uit te bannen. Bij Heidegger resulteerde dat in zijn enthousiasme voor het alles gelijkschakelende fascisme, in dataland loopt dat uit op het streven naar massieve gelijkgeschakelde identiteit binnen de bubbels op social media. Waarachtig contact legt in beide gedachtestelsels het loodje, want dat bestaat niet zonder frictie. Rasch: “De meest hemeltergende frictie waar we elke dag opnieuw tegen aanlopen moet immers wel de communicatie zelf zijn”. Maar dan de échte communicatie natuurlijk.

Zie ook Meelopen après la lettre.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Bubbels: Heidegger meets Silicon Valley en scrol naar beneden door.

zondag 24 maart 2024

De Romantiek is passé


Al gebruik ik ze zelf ook nogal scheutig, de woorden ‘romantisch’ of ‘romantiek’ zijn eigenlijk hopeloos onbruikbaar. Ze verwijzen namelijk naar zaken die zowat elkaars tegengestelde zijn. Dat geldt al helemaal voor de aanduiding ‘Romantiek’ als verwijzing naar de culturele periode van pakweg 1780 tot 1870. Gelijktijdig heft die culturele stroming het individu op het schild – zoals bijvoorbeeld in de uitspraak van Willem Kloos over poëzie als de “aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie” – én koestert zij mythische collectieven zoals geïllustreerd door de negentiende-eeuwse uitspraken over naties “met een groots verleden”. Daarin vloeien oer-idyllische landschappen, historie en bewoners in elkaar over. Waarschijnlijk is het de notie van ‘oorspronkelijkheid’ of ‘authenticiteit’, klevend aan de term ‘romantisch’, die maakt dat zowel het toppunt van individualisme als van collectiviteit erdoor gedekt kunnen worden. Maar verwarrend is het wel.

Gelukkig is er nu een gezaghebbende (kunst)historicus die ‘de Romantiek’ achter zich wil laten. Hans den Hartog Jager stelt dat de romantische schilderkunst inderdaad twee verschillende dingen kan benadrukken: de schilder of het landschap, de mens of de bedding. In een recent artikel in NRC gaat hij vooral in op de centraalstelling van de kunstenaar: “De Romantiek viert de mens als goddelijk heerser in een zelfgeschapen universum”. Het individu komt daarin naar voren als volstrekt autonoom en eigenzinnig, groots en eenzaam. Die visie op het artistieke genie is volgens Den Hartog hardnekkig, maar inmiddels volstrekt achterhaald. 

Hij heeft er zelf wel altijd in geloofd: “[I]k heb altijd enorm gehouden van kunstenaars die op volstrekt eigen en eigenzinnige wijze nieuwe horizonnen, nieuwe vergezichten voor hun toeschouwers openen”. Maar die liefde lukt hem niet meer. Aanleiding voor deze omslag is de tentoonstelling over Anselm Kiefer, onlangs in museum Voorlinden. Daar merkte Den Hartog dat hij genoeg heeft van de (meestal mannelijke) goddelijke status van de romantische kunstenaar. “Dichter bij wereldse goddelijkheid dan Kiefer kom je niet: hij schiep in de afgelopen vijftig jaar een groots en goddelijk universum, vol machtige kunstwerken van lood en stro en honderden kilo’s verf – doeken van zes, acht, tien meter groot, de ene nog overweldigender dan de ander.” Kiefer communiceert daar met de hele wereld, “[a]lleen, realiseerde ik me in Voorlinden, niet met mij”. Wat Den Hartog vooral zag “was een achteloze, ongeïnteresseerde god, die lukraak scheppingen uitbraakte”. Opgesloten in zijn eigen wereld. Eenzaam.

Den Hartog Jager noemt dit “escapisme voor eenzame mannen met almachtsfantasieën” en hij concludeert dat dat niet meer kan. “[W]aarom zou je het individu willen vieren in een wereld vol van onrust, twijfel, geweld en onrecht, die maakt dat steeds meer mensen verlangen naar geborgenheid, vertrouwen, verbondenheid? Zelfs de grote hedendaagse emancipatiebewegingen waar behoudende mensen zo onrustig van worden, gaan uiteindelijk allemaal over het verlangen opgenomen te worden in het grote geheel.”

De nadruk zou, wat Den Hartog betreft, dus meer op het landschap moeten liggen dan op de schilderende mens. Dat verwoordt hij met een verwijzing naar het icoon van de Romantiek: het schilderij Der Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich (1818). Kijkend naar de eenzame wandelaar zouden we niet meer door zijn ogen moeten kijken, zegt de auteur, immers “waarom zou je niet daadwerkelijk naast de man gaan staan, en samen over nieuwe visies, nieuwe vergezichten fantaseren?”, dus je door het wijdse landschap zélf laten inspireren tot nieuwe perspectieven. “Steeds meer heel goede nieuwe kunst zoekt nadrukkelijk verbinding met de maatschappij – nieuwe beelden, nieuwe indrukken, die vaak voorbij mijn eigen horizon liggen, maar daarom niet minder verwarrend of verrijkend zijn.”

Daar denkt hij naar mijn idee iets te makkelijk over. Er is volgens mij namelijk niet alleen met de man iets mis, maar ook met het landschap, en daarmee met onze natuurlijke en historische inbedding. Want net zoals de man niet meer geloofwaardig is als toppunt van oorspronkelijkheid, zijn landschappen dat ook niet meer. Het mythische licht van een oorspronkelijke geborgenheid waarin de Romantiek die landschappen en historische taferelen neerzet is voor ons nog maar beperkt herkenbaar. Door het verlies van traditionele verbanden enerzijds, en de grootschalige landschaps- en milieuvervuiling anderzijds zijn ongerepte landschappen die aanvoelen als een voorgegeven habitat zeldzaam geworden. Mensen moeten ervoor naar de Noordpool, en zelfs daar is het niet meer wat het ooit was. Dus hoe zouden landschappen tot geborgenheid, vertrouwen en verbondenheid kunnen inspireren? Net zo min als de pure authentieke oorspronkelijkheid van het autonome individu staat ons de pure oorspronkelijkheid van landschappen als bedding voor ons leven nog zomaar ter beschikking.

Dat doet niks af aan het sterke streven van kunstenaars om “verbinding te zoeken” en “in contact te treden met de wereld”, dat Den Hartog benadrukt. Maar hoe doe je dat na het wegvallen van zoveel vanzelfsprekende beddingen en habitats? Den Hartog geeft zelf – in weerwil van zijn koestering van inspirerende landschappen – het begin van een antwoord als hij zegt dat, voor nieuwe verbinding, de god in het diepst van zijn gedachten zich niet alleen van zijn gedachten, maar ook van het landschap moet afwenden. Want voor de Wanderer geldt: “[O]oit zal hij zich moeten omdraaien en teruglopen. Die symboliek is óók mooi: wanneer onze Wanderer dat doet, is hij niet langer de onbenaderbare, onbereikbare figuur die ons stug zijn rug toont, maar kijken we hem eindelijk in het gezicht, maken we contact, en kunnen we samen nieuwe wegen gaan ontdekken.” Eindelijk echt contact, bevrijd van de romantische mens én van zijn romantische habitat. 

Wil je commentaar geven of zien: klik op De Romantiek is passé en scrol naar beneden door.

donderdag 14 maart 2024

Liever farizeeën dan idealisten


Ik denk dat ik Arnon Grunberg een beetje begin te begrijpen. Naar aanleiding van de opening van het Holocaustmuseum – tegen de achtergrond van de Gaza-oorlog – bespreekt hij in NRC de herinneringscultuur rond de Sjoa zoals wij die in West-Europa sinds de Tweede Wereldoorlog kennen. Hij zet vraagtekens bij het systematisch opklinkende ‘Nooit meer Auschwitz’ en andere goede voornemens. Want wat is daarvan terecht gekomen? Grootschalig moorden is niet bepaald gestopt de laatste tachtig jaar, en niet alleen in het Midden-Oosten.

Grunberg bespreekt het initiatief van de Indiase schrijver en journalist Pankaj Mishra om de herinneringscultuur na Gaza te redden door Never Again Auschwitz te vervangen door Never Again for Anyone. Dat is meer universeel, het sluit bijvoorbeeld behalve de Gazanen de 1,5 miljoen slachtoffers in van de Cambodjaanse Rode Khmer en de 800.000 vermoorde Rwandezen voor wie tot nu toe geen enkele geëngageerde westerling de straat op ging. “Een prachtige slogan, wie kan ertegen zijn?” Maar Grunberg gelooft er niet in: “De Europese waarden die zo nauw verbonden zijn met de herinneringspolitiek kunnen niet universeel zijn, er is geen universele politiemacht die die waarden en wetten in geval van nood af kan dwingen, ze zijn hooguit Europees, en zelfs dat niet altijd. Alleen als de omstandigheden het toelaten”.

Het is trouwens, zegt hij verder, ook niet Joods om te vertrouwen op een never again en op het aanbreken van universele rechtvaardigheid en een paradijselijke toekomst. Want dat is messianistisch denken, het impliceert een bijna maakbaar verlossingsmodel terwijl het Jodendom “opgevat kan worden als een poging de Messias en het messianisme met alle macht buiten de deur te houden”. Zo denkend komt Grunberg uit bij een wel zeer afgeslankt moreel ideaal dat hij ontleent aan Piotr Cywiski, de directeur van het museum Auschwitz: ‘Concentreer u niet op het bestrijden van de oorzaak van het kwaad. Help één persoon, Eentje maar’. Grunberg: “Deze concrete minimalistische houding is mij liever dan het symbolisme van de universele herinneringspolitiek in al zijn fanatieke en zelfgenoegzame verschijningsvormen. Je kunt je immers uit morele overtuigingen tegen fanatiek idealisme keren. Al was het maar omdat messianisme, zodra het meer wordt dan een discussie tussen schriftgeleerden, altijd dodelijk en gruwelijk blijkt te zijn”. 

In die laatste zin lees ik een sneer naar het Christendom dat met zijn goede bedoelingen (en afwijzing van de schriftgeleerden/farizeeën) regelmatig grandioos uit de bocht is gevlogen. Maar verder is opmerkelijk dat de door-en-door seculiere Grunberg zich hier toont als verwant met de vromer dan vrome denkwereld van de ultra-orthodoxe Israëlische Joden. Zij wijzen inderdaad de wereldse socialistische en heilstaat-ideologieën af, net zoals ze zich trouwens tegen het zionistische messianisme en de staat Israël keren vanwege een misplaatst vertrouwen in aardse verlossing. 

Wat vind ik hier zelf van? Enerzijds spreekt het face-to-face van het persoon-tot-persoon als ethisch kerngebeuren van Cywiski me aan, dat is niet verwonderlijk voor een Levinas-fan. Anderzijds, daar hoeft het voor mij niet bij te blijven, zo minimalistisch of sceptisch ben ik niet. De face-to-face ontmoeting zet aan tot het opbouwen en onderhouden van maatschappelijke instituties en verbanden die recht en rechtvaardigheid nastreven. Ik ben niet voor niks recent lid geworden van de PvdA en Volt. Voor Grunberg zou dat niet hoeven, schat ik zo in.

Zie ook Utopisch universalisme is ook voor Joden te hoog gegrepen.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Liever farizeeën dan idealisten en scrol naar beneden door.

vrijdag 1 maart 2024

Krijgersethos


Filosoof Florian Jacobs schreef een niet-politiek-correct stuk onder de titel “Oekraïne toont dat de burger niet zonder krijger kan”. Of eigenlijk: hij citeert de Oekraïense filosoof Volodymyr Yermolenko die in zijn boek Oekraïne. Geschiedenissen en verhalen een onderscheid maakt tussen het ‘burgerethos’ en het ‘krijgersethos’. Yermolenko: “Het burgerethos is goed in het opbouwen van een samenleving op het idee van compromis en dialoog; het krijgersethos moet zeggen waar het compromis ophoudt, om een compromis met het kwaad te vermijden”. We kunnen ons gelukkig prijzen, zegt Jacobs, dat wij in Nederland een bij uitstek op compromis en dialoog gebaseerd politiek systeem hebben. Maar Yermolenko waarschuwt voor een situatie waarin het burgerethos wordt verabsoluteerd, want dan krijgen we een maatschappij waarin je over alles (inclusief het menselijk leven) een compromis kunt sluiten, en alles in ruilobjecten verandert. Misschien ook kenmerkend voor Nederland.

Jacobs legt uit: “Er zijn zaken die het compromis ontstijgen, waarop geen ruilwaarde te bevestigen valt. Dat noemen we waardevolle zaken, zonder welke ons leven aan zin verliest. Het burgerethos kent een grens, de grens van wat niet in ruilwaarde is uit te drukken. Wie die grens ontkent, opent de deuren voor een vermengen van het waardevolle en het waardeloze, voor, uiteindelijk, nihilisme. Tegenover het burgerethos plaatst Yermolenko het krijgersethos. Die houding verdeelt de wereld in een wij en zij, een goed en kwaad, en geeft de voorkeur aan de duidelijke overwinning op het slagveld boven het geslaagde compromis. De verabsolutering van dit ethos leidt tot een oorlog van allen tegen allen, een samenleving waarin niemand een ander het licht in de ogen gunt. Dat kunnen we ook niet willen. Maar als we een tegenstander treffen die uit is op onze vernietiging, schiet het burgerethos hopeloos tekort. Iedere poging tot een compromis is een teken van zwakte. Neutraliteit en vredeswil zijn woorden als zeepbellen voor de krijger op oorlogspad. Een krijgersethos laat zich alleen bevechten met een krijgersethos. Oekraïne laat Europa zien dat het is vergeten dat het burgerethos slechts mogelijk is dankzij het fundament van het krijgersethos, zo stelt Yermolenko. Je kunt het je maar beter herinneren, zeker als je buurman alleen de taal van geweld kent.”

Ik ben bang dat deze passages veel waarheid bevatten, daarvoor ben ik historicus genoeg. Maar ik ken mezelf ook genoeg om te weten dat ik ongeschikt ben voor het krijgersethos, vandaar die vrees. En natuurlijk ben ik geneigd om deze stellingen van Yermolenko, gepresenteerd door Jacobs, meteen ook op het Palestijns-Israëlische conflict te betrekken. Veel Israëliërs doen dat sowieso automatisch, dat verklaart de sterke positie van de haviken ten opzichte van de duiven in de Israëlische politiek. Dat is op zichzelf al problematisch, maar de feitelijke toedracht van het ontstaan van dit conflict maakt de zaak nog tragischer en ingewikkelder. Het recht op geweld dat de Joden volgens het krijgersethos zouden hebben bestond in oorsprong alleen tegenover het Christelijke Westen, en tegenover Duitsland in het bijzonder, om redenen die we allemaal kennen. Niet tegen de Palestijnen want die stonden – oorspronkelijk – de Joden niet naar het leven. Inmiddels doen de terroristen onder hen dat wel, maar kun je op die manier een krijgersethos verdienen? En bovendien, niet alleen het burgerethos kan radicaliseren, dat kan het krijgersethos ook. Dan krijg je een samenleving waarin de democratie en de grondrechten bedreigd worden.

Zie ook Eng en Krijgshaftige taal.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Krijgersethos en scrol naar beneden door.

donderdag 15 februari 2024

Woorden

Ik vind het wel een sympathieke uitspraak van de filosoof Wittgenstein: “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen”. De uitspraak impliceert dat niet woorden, maar alleen daden laten zien wat je ten diepste beweegt en doet handelen. De uitspraak  spreekt aan vanwege de bescheidenheid die eruit spreekt: pas op met grote woorden. En vanwege een herkenbaar verlangen naar helderheid in ons taalgebruik en opruiming van wollige metafysische onzin.

Maar we redden het niet zonder woorden over onze diepere zieleroerselen, ben ik bang. Daarin volg ik Levinas die meent dat we, inderdaad, het onzegbare niet kunnen zeggen. Maar dat we ook niet kunnen zonder woorden daarover, dus dat we ons wel móeten uitspreken. En dat we vervolgens het gezegde moeten ontzeggen, omdat het altijd inadequaat is ten opzichte van wat het wil zeggen. We moeten dire en dédire

Die noodzaak van te móeten spreken over wat niet gezegd kan worden zie ik terug in een recente uitlating van schrijver/arts en Wittgensteinkenner Bert Keizer. Keizer heeft zich altijd geprofileerd als strijder tegen ‘metafysische onzin’, en daar rekende hij het werk van Levinas ook toe. Die zat wat Keizer betreft met zijn uitwerking van de ontmoeting met ‘het gelaat van de ander’ in de hoek van de goedbedoelende dromerigheid. Mensen die over het appèl van de ander begonnen omschreef hij enigszins laatdunkend als brave, politiek correcte types “die hun Levinas kennen”. Maar recent – na vele columns in Trouw over het kille technocratische klimaat van de hedendaagse geneeskunde – verzucht hij: “Levinas is de filosoof die ons erop wijst hoe het gelaat van de ander die ons aankijkt ons uitnodigt tot verantwoordelijkheid. Is er ergens in de mallemolen van het ziekenhuis een plaats waar je ‘de ander’ op die manier kunt aankijken?”

Ik concludeer uit die wending dat Keizer het uiteindelijk toch onontkoombaar vindt om woorden te wijden aan wat in zuiver logische taal misschien onzegbaar is. Het sluit aan bij de wending van Marjoleine de Vos in haar artikel Het onzegbare buiten de woorden om over de pretenties van poëzie, die het onzegbare zou kunnen uitdrukken. “Soms lijkt dat een nogal belachelijke pretentie”, aldus De Vos. Dan is de verleiding groot om, met de choreograaf Hans van Maanen, te zeggen dat je beter geen woorden kunt gebruiken om iets uit te drukken, maar alleen maar te kijken, naar dans bijvoorbeeld, of te luisteren, naar muziek. Toch besluit zij haar artikel als volgt: 

“Onzegbaarheid betekent wat Hans van Manen bedoelde: dat er geen ándere manier is om het te zeggen, dan zo. Door dans. Door muziek. Door verf.

En door woorden.”

Zie ook Hoe naïef is Levinas eigenlijk?

Wil je commentaar geven of zien: klik op Woorden en scrol naar beneden door.

maandag 29 januari 2024

Het koekenatelier


Eerlijk gezegd vind ik de gestage toekenning van cultureel erfgoedlabels aan zaken als zaklopen of carbidschieten een beetje uit de hand lopen, net zoals de ‘Europese erkenning van streekproduct’ aan Parmaham, Goudse kaas en Irish whiskey. Er treedt al gauw een soort inflatie op bij dat soort titels, zo dadelijk is mijn door menskracht aangedreven Gazelle ook ineens werelderfgoed geworden en dat vind ik overdreven. Maar vorige week werd ik toch aangenaam verrast toen de Limburgse vlaai de Europese erkenning van streekproduct kreeg. Ik had net in mijn vorige blogbericht gesomberd over de afwezigheid van aandacht en liefde bij de fabricage van moderne producten, en het management van een koekjesfabriek als voorbeeld genomen. 

Hier verscheen ineens een tegenvoorbeeld. Want de vlaai mag ongezond zijn, hij biedt in zijn beschermde variant wel waar het bij zoveel producten aan ontbreekt: ambachtelijkheid, trots en liefde voor het vak. In de krant vertelde een meester bakker hoe klanten soms hun eigen vlaaivulling meebrachten naar de bakker, gemaakt van gekookt en gebonden fruit. “Elk pannetje kreeg een naamplaatje en ging schoon en gewassen terug naar de eigenaar”, samen met de van de vulling gemaakte vlaai. De tijden waarin dat zo ging zijn weliswaar voorbij, maar de zorg voor de receptuur van het deeg, de vulling, het bakken en “het afmaken” zijn nog springlevend. De winstmarges zullen niet hoog zijn, maar het is duidelijk: deze bakker/manager krijgt er iets anders voor terug.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Het koekenatelier en scrol naar beneden door.

vrijdag 19 januari 2024

Begrijpend lezen en de koekjesfabriek


‘Het managementdenken is overal’. Die klacht hoor je wekelijks, zo niet dagelijks uit de mond van totaal verschillende groepen professionals. Zorgmedewerkers spreken over het verlies van de liefde voor het vak als gevolg van de administratieve en bedrijfsmatige eisen die aan ze gesteld worden. Ministeriemedewerkers met inhoudelijke kennis (bijvoorbeeld ingenieurs, internationaal rechtexperts) zien hun invloed tanen omdat roulerende managers hun inbreng niet op waarde kunnen schatten en vooral druk zijn met ‘prestatie-indicatoren’. Veel inhoudelijk deskundigen zijn zelfs wegbezuinigd, de lege plaatsen worden opgevuld door peperdure consultants.

Deze trend van het inruilen van inhoud voor, ik noem het maar, ‘inhoudsloos managen’ meen ik terug te zien in een verschijnsel dat ik daar tot nu toe niet mee in verband bracht: het leesonderwijs op de basisschool. Dat onderwijs verloopt sinds de jaren ’90 via de methode van begrijpend lezen, en de dramatische daling van leesvaardigheid van basisschoolleerlingen wordt daar deels aan toegeschreven. De methode focust op zogenaamde leesstrategieën, waarbij je moet denken aan eerst kijken naar de kop boven de tekst, of letten op signaalwoorden zoals ‘maar’ of ‘omdat’ in de tekst. Daar is op zichzelf niet zoveel mis mee, want iedereen die een stuk leest gebruikt bewust of onbewust in meer of mindere mate zulke strategieën. Het ging pas fout, zegt Marten van de Wier in Trouw, “toen leerlingen (vanaf begin jaren negentig) die strategieën bewust moesten leren, in een apart vak met een eigen methode: ‘begrijpend lezen’”. In veel gevallen gaat dat zo: leerlingen krijgen een losstaande tekst voorgelegd – bijvoorbeeld een versimpeld krantenartikel – met vragen erbij. De antwoorden kunnen ze vinden via de geleerde trucs, zoals de positie van woorden in een zin of ten opzichte van een signaalwoord. Waar het over gaat doet er niet toe. Deze methode benadert teksten als zo efficiënt mogelijk te tackelen barrières door ze op formele kenmerken te bekijken en iedere inhoud - en ieder plezier - te vermijden. 

Zo geformuleerd is de gelijkenis frappant met management zoals dat al decennia wordt onderwezen: een kwestie van liefst inhoudsvrij sturen op indicatoren van formele aard, bij voorkeur financiële kwartaalcijfers, maar het mogen ook productiecijfers zijn, of HR-tevredenheids- of klanttevredenheidscores. Alles is goed zolang het maar cijfermatig (kwantitatief) te ‘processen’ is en in protocollen te vangen. Inhoud, laat staan liefde voor de inhoud, is alleen maar ballast. Vakkennis, voeling met grondstoffen, aaibaarheid van een product, het is allemaal van ondergeschikt belang. Dat kwam tot uitdrukking in een onder managers in de jaren negentig favoriete uitspraak: ‘wat je maakt doet er niet toe, al zijn het koekjes in een koekjesfabriek; je bent een goede manager als je op indicatoren en processen kunt sturen’. En dan liefst niet de primaire processen – die van het máken; maar de afgeleide financiële en besturingsprocessen. Volkomen onthecht moest je zijn van de stoffelijke, zintuiglijke materialiteit. Als je wilt kun je hier de bevestiging in zien van de verbinding die sommige historici poneren tussen het Christelijke onthechtingsstreven en het kapitalisme. (Met dit verschil dat de managers voor hun onthechting alsnog graag een materiële beloning in het hier en nu ontvangen in plaats van een spirituele in het hiernamaals.) 

De parallel tussen begrijpend lezen en het managementdenken biedt ook een lichtpuntje. Het onderwijs heeft ontdekt dat die methode niet werkt. Dat liefde en aandacht voor de inhoud van de wereld, via geschiedenis, aardrijkskunde en biologie niet door gladde formele strategieën kan worden vervangen. Nu de managers nog.

Zie ook Soorten overleg.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Begrijpend lezen en de koekjesfabriek en scrol naar beneden door.

donderdag 11 januari 2024

Universaliteit en hypocrisie


Bijna achteloos gooide Johan Remkes er dit zinnetje tussendoor tijdens zijn interview met NRC: “Ik zou het wel legitiem vinden als afgesproken zou worden om in Europees verband te bekijken hoe het VN-Vluchtelingenverdrag bij de tijd kan worden gebracht.” Hij zegt er wel bij dat je met internationale verdragen zorgvuldig moet omspringen en nu geen verdragsafspraken moet schenden. Maar toch, tussen neus en lippen door roert hij een explosief thema aan. Misschien is deze soepelheid de manier geweest waarop hij eerder notoir vastzittende zaken zoals bestuurlijke vernieuwing en het stikstofdossier enigszins heeft kunnen vlottrekken. Hij speelt het klaar om quasi nonchalant een kernthema ter sprake brengen en ter discussie te stellen. 

Want een kernthema ís het wel, de verzameling van verdragen over mensenrechten en vluchtelingen van rond 1950. Tot stand gekomen na en onder invloed van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa vormen zij een fundament van de na-oorlogse door het Westen geleide orde. Maar ze dragen ook de sporen van die tijd, in die zin dat de ‘universaliteit’ in de praktijk beperkt was tot wie zich in de westerse wereld bevond. De afstanden tot de uitgestrekte in armoede gedrenkte delen van de wereld waren simpelweg te groot, de communicatiemiddelen te ontoereikend en de machtsverhoudingen te scheef om de universaliteit echt universeel te maken. Het aan iedereen toekennen van allerlei rechten was nog redelijk risicoloos.

Dat is veranderd. In tal van wereldstreken mag de armoede nog steeds schrijnend zijn, mobieltjes zijn er meestal wel en daarmee mogelijkheden voor de bevolking om meer te weten van andere delen van de wereld en andermans rijkdom. De mogelijkheden om te reizen zijn bovendien onvergelijkbaar veel groter dan 75 jaar geleden, dus universaliteit van (gelijke) rechten krijgt serieuze praktische consequenties. Veel meer mensen kloppen aan bij onze grenzen, en eisen hun rechten op. Kunnen en willen wij daarvoor onze grenzen écht open zetten? Het leidt tot hypocriet gedrag: in theorie aan iedereen dezelfde rechten toekennen, maar in de praktijk asielzoekers terugduwen. Dus er moet wel wat gebeuren met die verdragen, denk ik, want dit was niet de bedoeling. Maar hoe dan? Kun je rechten ook zien als niet-universeel? Moet je dan spreken over relatieve rechten? Het is duidelijk, uiterste  zorgvuldigheid is hier vereist, en dan klinkt Remkes wel erg tussen neus en lippen door. Maar misschien kon hij daardoor al die klussen klaren.

Zie ook Hannah Arendt en vluchtelingenToen was naïviteit heel gewoon en Verdienste en hypocrisie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Universaliteit en hypocrisie en scrol naar beneden door.

donderdag 28 december 2023

Boemerang


Het kan, vanuit Joods standpunt, lijken dat de Duitse overheid op een goede manier reageert op de Gaza-Israël oorlog. Wie het in Duitsland opneemt voor de Palestijnse zaak wordt met een zekere argwaan bekeken. Vooral in de kunstwereld laait deze discussie hoog op. Exposities worden afgezegd, prijzen niet uitgereikt.

Zo konden de Palestijnse schrijver Adania Shibli en de Duits-Britse schrijver Sharon Dodua Otoo afgelopen maand twee Duitse prijzen voor hun werk niet ontvangen, vanwege hun verbondenheid met de Palestijnse zaak. En de Zuid-Afrikaanse Candice Breitz zou in de lente een tentoonstelling openen in het Duitse Saarland Museum. Maar de directeur zei zich genoodzaakt te zien de expositie, waar Breitz drie jaar aan werkte, af te zeggen. De stichting achter het museum laat weten de samenwerking met Breitz te beëindigen vanwege ‘de controversiële uitspraken van de kunstenaar in verband met de aanvalsoorlog van Hamas tegen de staat Israël’. Nog altijd is Breitz verbijsterd: “Ik heb Hamas herhaaldelijk en ondubbelzinnig veroordeeld. Maar blijkbaar is dat niet voldoende.”

De houding van de Duitse overheid is begrijpelijk vanwege de beladenheid van de Duitse geschiedenis in relatie tot Joden. En er is ook iets te zeggen voor een dergelijke straffe houding gezien het gemak waarmee men in progressief-linkse kringen overgaat tot demonisering van Israël en Joden. Er mag om anti-Joodse uitingen wel een extra hek gezet worden.

Maar toch moet je daar voorzichtig mee zijn. In de eerste plaats omdat een overheid die bepaalt wat je mag denken erg bevoogdend is en omdat die bemoeienis riekt naar censuur. Ik hecht veel waarde aan de mogelijkheid van mensen om hun eigen standpunt te bepalen. Verder vind ik het een beetje eng. Want je kunt als het ware het moment al voelen aankomen dat men genoeg heeft van die bevoogding en dat je dan precies de tegengestelde standpunten als een boemerang terugkrijgt.

Het is kennelijk erg lastig omgaan met deze materie. Dat is te zien aan Amerikaanse universiteiten waar de tolerantie voor pro-Palestina anti-Israël demonstraties soms uitloopt op het beledigen en lastigvallen van Joodse medestudenten. Heb je het dan niet over antisemitisme?

Zie ook Twee soorten vergif.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Boemerang en scrol naar beneden door.

vrijdag 15 december 2023

Trump en 7 oktober


Toen Trump begin 2021 het veld moest ruimen voor Biden was ik opgelucht. Ik bedacht ook dat die vier jaar van hem als president nog best goed afgelopen waren. De instituties hadden het (net) gehouden en er was geen Derde Wereldoorlog uitgebroken. We waren met de schrik vrijgekomen. Maar langzamerhand wordt toch een zeer kwalijk gevolg van zijn presidentschap zichtbaar. Volgens een van de analyses die ik onder ogen kreeg van de aanloop naar de huidige oorlog tussen Hamas en Israël heeft Trumps Midden-Oosten politiek polariserend gewerkt. 

Al langere tijd bestaat er binnen Hamas een richtingenstrijd. Er zijn groeperingen die willen aansturen op een al dan niet tijdelijke overeenkomst met Israël, en andere groeperingen die harde confrontatie voorstaan. In de periode rond 2015 wonnen de eerstgenoemde groepen aan invloed, en dat resulteerde onder andere in een nieuw Hamashandvest waarin niet meer de totale vernietiging van Israël als doelstelling genoemd werd. Wat het ook waard was – van de aanspraken op Israëlisch gebied werd geen afstand gedaan – de toon was in ieder geval een andere dan die van de hardstliners

Maar toen kwam Trump met zijn simplistische anti-Palestijnse opstelling. Hij verplaatste de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem en gaf eerder blijk van sympathie voor, dan kritiek op de settlers die de Westbank koloniseren. Die voelden zich daardoor vrij om nog gewelddadiger te opereren dan ze al deden, gesteund door Netanjahoe die toch al niet in vrede is geïnteresseerd. De ‘gematigde’ groeperingen binnen Hamas, met hun streven naar een langdurig staakt-het-vuren met Israël, verloren vanwege deze door Trump gefaciliteerde verharding van de Israëlische positie hun geloofwaardigheid. De oorlogszuchtige terroristen kregen sinds 2017 het overwicht, en dat hebben we gemerkt op 7 oktober. 

Een nieuw presidentschap van Trump is alleen al om die reden beslist ongewenst.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Trump en 7 oktober en scrol naar beneden door.

donderdag 7 december 2023

Zacht roze


Dit plaatje, wonderlijk toch? Het geeft de gevoeligheid weer voor droogte van de verschillende gebieden op aarde. Uitgerekend de continenten die in het verleden en nog steeds het grootste deel van de CO2-uitstoot veroorzaken blijken er het minste last van te hebben (zacht roze, bijna onzichtbaar). Als je al geen complotdenker was zou je het hiervan wel worden. Hoe is het mogelijk dat Europa (en dan ook nog eens specifiek West-Europa), Noord-Amerika en Australië van bedreiging gevrijwaard zijn? 

Voor de duidelijkheid: ik geloof niet in complotten en zou ook niet weten hoe je – als je dat zou willen – zoiets voor elkaar krijgt. Maar wrang en oneerlijk is het wel.

Zie ook Ik heb makkelijk praten.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Zacht roze en scrol naar beneden door.